Fixatie, isolatie en dwangmedicatie

Fixatie, isolatie en dwangmedicatie zijn maatregelen die binnen ons ziekenhuis enkel in uitzonderlijke situaties genomen worden. We trachten om preventieve maatregelen toe te passen waardoor we deze maatregelen kunnen uitstellen of vermijden.
Een aantal voorbeelden van deze maatregelen zijn:

  • zorg voor evenwichtige prikkeldosering;
  • creëren van een vertrouwensklimaat en een respectvolle benadering;
  • actief luisteren;
  • inschakelen van familie/vrijwilligers;
  • oriënteren van patiënt in tijd, plaats en persoon.

Desondanks is het soms nodig om één van deze maatregelen toe te passen. Hieronder kan je meer informatie terugvinden over de verschillende maatregelen en hoe deze toegepast worden in ons ziekenhuis.

Fixatie

Onder fixatie verstaan wij elke handeling of elk gebruik van materiaal en / of medicatie die de bewegingsvrijheid van een persoon beperkt, verhindert of belemmert, waarbij de persoon niet zelfstandig zijn bewegingsvrijheid kan herwinnen.
Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van een verpleegdeken, bedsponden, veiligheidsdeur, voorzettafel of zitbroekje. Andere materialen die kunnen gebruikt worden zijn de lendengordel en pols – en enkelbanden (3 punts - / 5 puntsfixatie).

Indicaties

  • Risico op beschadiging van de fysieke en/of psychische integriteit van de patiënt of die van anderen. 
  • Risico op onderbreking van levensnoodzakelijke therapie.

In ons ziekenhuis onderschrijven wij het principe van een zo fixatiearm mogelijke zorg. Dit is een aanpak die een goed evenwicht zoekt tussen twee kwaliteitswaarden, zijnde:

  • Het maximale respect voor de bewegingsvrijheid van de patiënt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de vrijheid/veiligheid van de medepatiënten.
  • Het optimaal beschermen van de patiënt tegen ernstige lichamelijke letsels of m.a.w. het bieden van veiligheid.

Het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen en fysieke fixatiemiddelen in het bijzonder is een middel van laatste keuze. Enkel als de veiligheid van de patiënt (en anderen) en de behandeling op geen enkele andere manier kan gegarandeerd worden, is vrijheidsbeperking een aanvaardbare ‘minst slechte’ oplossing. Binnen ons ziekenhuis streven we naar de periode van fixatie zo kort mogelijk te houden. Hiervoor gebeurt op regelmatige basis een controle en een herevaluatie van de vrijheidsbeperkende maatregelen. 

In de mate van het mogelijke worden patiënt en/of familie rechtstreeks betrokken in het zorg- en beslissingsproces. Door het informeren over de voor- en nadelen van de vrijheidsbeperkende maatregel en het voeren van een open communicatie wordt rekening gehouden met hun visie en perceptie.

Isolatie

Isolatie is een beschermende maatregel, die enkel in noodzakelijke en uitzonderlijke gevallen wordt toegepast. Deze therapeutische maatregel kan enkel genomen worden door één van de psychiaters, spoedarts of arts van wacht na onderling overleg met het team. Isolatiecellen bevinden zich op de PAAZ-afdeling en op spoedgevallen. Deze isolatiecellen staan onder visueel toezicht.

Een afzondering kan gebeuren in volgende omstandigheden:

  • Een noodzaak tot vermindering van emotionele of zintuiglijk waarneembare prikkels welke storend gedrag tot gevolg hebben.
  • Bescherming van de patiënt t.o.v. zichzelf.
  • Bescherming voor de omgeving.
  • Op vraag van de patiënt en na bevestiging door de behandelende arts.

De duur en wijze worden op regelmatige basis geëvalueerd door het team onder leiding van de behandelde arts. In de mate van het mogelijke worden patiënt en/of familie rechtstreeks betrokken in het zorg- en beslissingsproces. Door het informeren over de voor- en nadelen van de isolatie en het voeren van een open communicatie wordt rekening gehouden met hun visie en perceptie. 

Dwangmedicatie

Onder dwangmedicatie verstaan wij medicatie die wordt toegediend zonder de toestemming van de patiënt. Deze medicatie wordt toegediend om te voorkomen dat de patiënt schade aanricht bij zichzelf, andere of aan de infrastructuur met als doel het verminderen van prikkels en het reguleren van de bewegingsdrang. 

De behandelend arts bepaalt de toe te dienen medicatie. Hiervoor consulteert de behandelend arts telkens het specifieke patiëntendossier en gaat hij in overleg met het behandeld team. In de mate van het mogelijke worden patiënt en/of familie rechtstreeks betrokken in het zorg- en beslissingsproces. Door het informeren over de voor- en nadelen van de medicatie en het voeren van een open communicatie wordt rekening gehouden met hun visie en perceptie.