Stoornissen die het gevolg zijn van nierinsufficiëntie

Lichaamsvochten en lichaamszouten

Water en zout

De zieke nieren van gedialyseerde personen kunnen moeilijker water en zout uit­scheiden. M.a.w. het ingenomen zout en water geraakt moeilijker naar buiten en dit kan verschillende stoornissen veroorzaken die hieronder besproken worden.

Be­langrijk om weten is dat de hoeveelheid water die we drinken grotendeels afhangt van de hoeveelheid ingenomen zout. Wanneer de zout- en waterinname te groot is, kunnen volgende complicaties optreden:

  • Oedemen: dit is het teveel aan water en zout dat uit de bloedvaten treedt en zich gaat lokaliseren in de onderste ledematen. Daardoor kunnen deze opzwellen. Men kan dan de huid op de voeten of het onderbeen indrukken zodat er zich een ‘putje’ vormt.
  • Bloeddrukstijging: nierinsufficiëntie geeft dikwijls verhoging van de bloeddruk naar­mate de hoeveelheid zout en water in het lichaam toeneemt.
  • Longen: het teveel aan vocht zal zich in de longen afzetten. Daardoor is hoesten en kortademigheid mogelijk. Uiteindelijk kan er zelfs een verstikkingsgevoel optreden.

Gezien deze mogelijke ernstige complicaties dient in het dieet gelet te worden op inname van vocht en zout. De toename van het gewicht tussen 2 dialyses zou nooit meer dan 1.5 tot 2.0 kg mogen bedragen aangezien deze hoeveelheid bij de volgen­de dialyse nog kan onttrokken worden.

Eveneens belangrijk is dat sommige mensen last kunnen hebben van te weinig zout en water in het lichaam. vb. door teveel ultrafiltratie tijdens de dialyse. Dit uit zich door krampen in de benen, lage bloeddruk, gevoel van duizeligheid. Dit is van voorbijgaan­de aard en vraagt van de patiënt een dosis zelfkennis en soepelheid i.v.m. het ideaal gewicht.

Kalium

Kalium is eveneens een lichaamszout dat in normale omstandigheden in het bloed aanwezig is met een constante waarde van 3 tot 5 meq/l bloed. Teveel of te weinig kalium in het bloed kan hartritmestoornissen veroorzaken.

Om dit kaliumgehalte in het bloed niet te hoog te laten oplopen, dienen de patiënten via de voeding kaliuminname te beperken.Dit betekent weinig vers fruit of verse groenten eten, groenten 2 X afkoken, ... (dit dieet wordt persoonlijk met u besproken). Ook via de dialyse wordt het kaliumgehalte in het bloed gecorrigeerd.

Calcium

De nierinsufficiëntie kan een oorzaak zijn voor te weinig opname van vitamine D. Vitamine D is noodzakelijk voor de opname van calcium (die komt uit de voeding) in de darm en voor de normale afzetting van calcium in het beenderweefsel. Het calciumgehalte in het bloed vermindert dus automatisch wanneer er te weinig calcium wordt opgenomen in de darm.

Het lichaam gaat dit tekort aanvullen via de bijschildklier (die zich achter de schildklier bevindt) die in werking treedt en een stimulans geeft om calcium vrij te maken uit de beenderen. Om dit proces te voorkomen wordt meestal medicatie voorgeschreven, hetzij om de calciumaanvoer te verhogen, vb. via calcium­carbonaat, hetzij via de toediening van vitamine D.

Fosfor

Het beenderstelsel is grotendeels samengesteld uit calcium en fosfor. Zo bevat elk menselijk lichaam ongeveer 1 kg calcium en 0.5 kg fosfor. Bij nierpatiënten gaat er iets mis met dit calcium en fosfor. Het wordt in onvoldoende mate uit het lichaam verwijderd zodat het zich gaat opstapelen in de bloedvaten, het hart, de huid, ... Dit kan verwikkelingen (vb. verkalkingen) veroorzaken.

Eveneens stimuleren hoge fosfor­waarden de bijschildklieren. Dit leidt tot beenderletsels. Gezien de dialyse dit probleem niet volledig kan oplossen, dient er medicatie genomen te wor­den. Deze medicatie heeft de eigenschap fosfor aan zich te binden zodat dit niet langer in de bloedbaan wordt opgenomen, maar wel via de darm en de stoelgang verwijderd wordt. Het is dan ook belangrijk deze fosfaatbinders (vb. calciumcarbo­naat) correct in te nemen bij de maaltijd en volgens voorgeschreven dosis.

Uremie

In de brede betekenis omvat het woord uremie al de afwijkingen die door nierinsuffi­ciëntie kunnen optreden.

In een meer enge betekenis wil deze term het ziektegevoel omschrijven bij terminale nierinsufficiëntie. De patiënt heeft dan last van volgende symptomen: gebrek aan eetlust, verminderd bewust­zijn, braken, jeuk, nachtelijke krampen in de benen, brandende voeten, slecht ruiken­de adem, ...

Ureum is niet de enige afvalstof in ons lichaam maar kan gemakkelijk gemeten worden in het labo en wordt daarom dus als maatstaf gebruikt. Dit betekent wan­neer het ureum in het bloed verhoogd is, ook andere afvalstoffen zullen verhoogd zijn. (vb. creatinine)

Sommige patiënten hebben vooraleer ze in dialyse komen een eiwitarm dieet gevolgd. Op die manier  wordt het ureumgehalte (ureum is een afbraakproduct van eiwit) beperkt. Om ondervoeding te voorkomen, wordt de eiwitbeperking in het dieet vanaf de start van de dialyse gestopt.

Maagdarmstelsel

De problemen, vermeld bij uremie, kunnen maagpijn, braken en misselijkheid ver­oorzaken. Ook de medicatie die u neemt (vb. fosfaatbinders) kunnen constiperen (verstoppend werken). Al deze problemen dient u te signaleren aan uw behandelende arts om samen te zoeken naar een mogelijk alternatief of mogelijke oplossing.

Bloedvaten en bloeddruk

Het hart pompt in een gesloten buizensysteem. Hierdoor ontstaat er druk op de wanden van de bloedvaten, de bloeddruk genoemd. Aangezien de plaats in een gesloten circuit beperkt is, heeft een toename van vocht een stijging van de bloeddruk tot gevolg. Er kunnen behalve het probleem van vocht (overvulling) ook nog andere factoren aan de basis liggen van een hoge bloeddruk. De bloedvaten, die onderhevig zijn aan een hoge bloeddruk, worden daardoor be­schadigd en verouderen sneller.

Behandeling van de hoge bloeddruk bestaat erin zoutloze of zoutarme voeding te gebruiken en het gewicht verminderen, door het overtollige vocht te onttrekken. Volstaat dit niet, dan kan er medicamenteus opgetre­den worden.

Te weinig vocht in het bloedcircuit kan lage bloeddruk veroorzaken. Deze lage bloed­druk gaat gepaard met duizeligheid (vooral bij het rechtstaan) en eventueel krampen en braken. Wanneer dit voorvalt tijdens dialyse, kan de verpleegkundige fysiologisch serum toedienen en de ultrafiltratie verminderen. Buiten de dialyse zal de voeding en de medicatie moeten aangepast worden.

Het bloed

Het bloed bestaat uit rode cellen, witte cellen en bloedplaatjes. Deze zwemmen rond in een oplossing die we plasma noemen. De zogenaamde bloedarmoede, die het gevolg is van te weinig rode bloedcellen, is meestal aanwezig bij nierinsufficiëntie. Dit verklaart dan ook waarom het zuurstoftransport, dat normaal door het bloed (hemoglobi­ne) wordt uitgevoerd, onvoldoende gebeurt. Zo ontstaan er klachten van bleekheid, moeheid, kortademigheid en hartkloppingen.

Afvalstoffen werken onderdrukkend en door de nierinsufficiëntie is er meestal te weinig reine (hormoon geproduceerd in de nier) aanwezig dat als taak heeft de bloedaanmaak in het beenmerg te activeren.

De productiecapaciteit van het beenmerg kan op een matig peil gehouden worden door de nodige bouwstenen in een voldoende hoeveelheid te leveren:

  • eiwitten van hoogwaardige biologische kwaliteit
  • vitaminen, ijzerpreparaten en foliumzuur
  • toediening van EPO (erythropoëtine): een medicament dat de bloedaanmaak stimuleert
  • eventueel bloedtransfusies

Afvalstoffen en de doorgang in de kunstnier verkorten de levensduur van de rode bloedcellen door kwetsing. Bij elke dialyse gaan er zeer kleine hoeveelheden bloed verloren door hetgeen er achter blijft in de bloedlijnen en bij het beëindigen van de dialyse door staalafname.

De witte cellen (leukocyten), die ons verdedigen tegen infecties stellen meestal geen problemen. De bloedplaatjes, die deel uitmaken van het stollingsmechanisme, worden gestoord in hun werking door de aanwezigheid van bepaalde stoffen in het bloed en stollen bijgevolg minder of meer.

Het is belangrijk om tijdens de dialyse het bloed onstolbaar te houden om dialyse mogelijk te maken. Hiervoor wordt een medicament toege­diend bij de start van elke dialyse (vb. heparine of fraxiparine).

Zenuwstelsel

Opstapeling van afvalstoffen geeft aanleiding tot verminderd bewustzijn en kan leiden tot gedragsstoornissen of zelfs een epilepsieaanval. Onder dialysebehandeling zal dit meestal niet voorkomen.

Door het verschil van zuiveringsgraad van het bloed, net voor dialyse en erna, kunnen er na de dialyse klachten optreden zoals misselijkheid, hoofdpijn en krampen. Die klachten verdwijnen spontaan na enkele uren.

Ook een overgevoelige huid en jeuk kunnen klachten zijn die via frequente dialyse behandeld worden.

Geslachtsfuncties

Menstruatie

Het gebeurt vaak dat vrouwen, die aan een erge vorm van nierinsufficiëntie lijden, geen maandstonden meer hebben. Eenmaal in dialyse kunnen deze terug normaal verlopen, tenzij de leeftijd van de menopauze is bereikt. Sommige vrouwen komen weer tot een regelmatige cyclus terwijl anderen overmatig bloedverlies hebben. Dit is mogelijks te wijten aan het gebruik van heparine tijdens de dialyse. In dat geval wordt er aangeraden uw gynaecoloog te raadplegen om na te gaan of het niet beter is de menstruatie met medicatie te stoppen. Op de dagen van de maandstonden dient de heparinisatie aangepast te worden. U waarschuwt dus best de verpleging hiervan bij het aansluiten.

Geslachtsactiviteit en vruchtbaarheid

Alle ziekten, die een chronische vermoeidheid veroorzaken, hebben een vermindering van de geslachtsactiviteit tot gevolg. Naarmate de dialyses meer efficiënt zijn, zal die activiteit ook terug verbeteren.

Het vaderschap is mogelijk en ook een vrouw in dialyse kan zwanger worden. In het tweede geval zou de zwangerschap problemen stellen en raadt men om die redenen een zwangerschap af. U raadpleegt bijgevolg best uw gynaecoloog om contraceptiva te bespreken en een mogelijke zwangerschap te voorkomen.

De patiënten, die een succesvolle niertransplantatie hebben ondergaan, komen vlug tot normale geslachtsfuncties terug.

Seksuele relatie

Wanneer de lichamelijke conditie door chronische vermoeidheid is verzwakt, is dit ook het geval met de seksuele activiteit. Die potentieverzwakking kan ook bij jongere patiënten optreden en is verschillend van patiënt tot patiënt.

Meestal evolueert het naar minder zin hebben in het vrijen en dit kan dan uiteindelijk leiden tot spanningen binnen een relatie. De gezonde partner vraagt zich af of hij niet meer aantrek­kelijk is en de patiënt krijgt schuldgevoelens omdat hij niet meer aan de verwachtingen kan voldoen. Soms kan men er over praten met medepatiënten of moet er hulp ingeroepen worden. In sommige gevallen kan dit via medicatie geboden worden.